Jaarconcert 2015: ‘Ein deutsches Requiem’

Ons jaarconcert 2015: ‘Ein deutsches Requiem’ van Johannes Brahms, een dodenmis waarin niet het zielenheil van de overledene, maar de vertroosting van nabestaanden centraal staat. Naast de talloze requiems van rooms-katholieke meesters staat ‘Ein deutsches Requiem’ dan ook als een merkwaardige uitzondering, zeker in die tijd. Als u zich mee laat voeren door de tekst en de muziek een zeer aangrijpend werk. Na de pauze nog een kort, uitbundiger werk, het ‘Te Deum’ van Dvořák.

 

2015-nieuwe-kerk-maasland

 

‘Ein deutsches Requiem’ (nach Worten der heiligen Schrift) van Johannes Brahms (1833-1897)
Dit werk voor solisten, koor en orkest heeft een centraal thema, namelijk: vertroosting voor de nabestaanden. De dood heeft niet het laatste woord, maar het is de overgang naar het Eeuwige Leven, bij God. Anders dan Bach en Mendelssohn probeert Brahms met de keuze van zijn Bijbelteksten een nieuwe werkelijkheid te scheppen, waarin het mogelijk wordt om de kilheid, de onherroepelijkheid, de onrechtvaardigheid en het ontzagwekkende verdriet dat de dood soms brengt, te plaatsen in de brede context van het Bijbels perspectief op de wederopstanding. Het contrast tussen verdriet en ‘uitzicht’ komt in elk deel terug. Vooral in de delen zes en zeven is dit thema op magistrale wijze muzikaal vormgegeven, met gebruikmaking van teksten uit Hebreeën en Openbaring.

Dit requiem is duidelijk een werk uit de romantiek van de 19e eeuw, maar werd nog wel sterk beïnvloed door Brahms’ grote interesse in de renaissance en de barokke meerstemmigheid van zijn Duitse muzikale voorgangers, de klankrijkdom van het 17e-eeuwse erfgoed van de Kapellmeisters, en het werk van Schütz, Bach en Händel. In een stijl die alle typisch barokke vindingen in zich verenigt, met inbegrip van woordkleuring, het expressieve gebruik van dissonanten, spraak en aan dans ontleende ritmes, creëert Brahms in het requiem een bewogen en diepe persoonlijke uitdrukking van menselijke spiritualiteit. Het requiem is ontstaan met lange tussenpozen (10 jaar); het vijfde deel werd het laatst geschreven en wel als herdenking aan zijn gestorven moeder. De eerste uitvoering vond plaats in 1868 in de Dom van Bremen.

‘Te Deum’ van Antonín Dvořák (1841-1904)
Voordat Antonín Dvořák in de herfst van 1892 naar Amerika reisde, werkte hij in Tsjechië al aan zijn Te Deum. Aangekomen in Amerika zag hij vanuit zijn hotelraam in New York de parade van de jaarlijkse Columbusdag aan zich voorbijtrekken. Atleten, kunstenaars, mensen van alle kleuren en nationaliteiten. Dvořák was daar zo van onder de indruk dat hij de naam van zijn Te Deum veranderde in Columbian Te Deum en het statige, lyrische en flonkerende werk opdroeg aan de 400e verjaardag van Amerika.

Het Te Deum is een hymne op basis van Bijbelteksten. Deze lofzang is ontstaan rond het jaar 400 na Chr., gesteld in ritmisch proza. Legendarisch is het verhaal dat bisschop Ambrosius van Milaan deze tekst in beurtzang met Augustinus zou hebben gezongen ter gelegenheid van diens doop. Het Te Deum wordt daarom ook wel het Ambrosiaans Lofgezang genoemd. De Latijnse tekst is dikwijls gearrangeerd voor uitvoering door koor en orkest, onder andere door Haydn, Mozart, Berlioz, Lully, Bruckner, Verdi, Charpentier en dus ook Antonín Dvořâk.

In de Anglicaanse kerk werd de Latijnse tekst in het Engels vertaald en klinkt het Te Deum in combinatie met het Jubilate na de eerste en tweede lezing in de morgendienst (matins). Voor deze uiting van het Te Deum componeerden onder anderen Purcell, Rutter, Britten, Sumsion en Stanford en nog vele andere Engelse componisten, waaronder ook Händel en Walton. Bij plechtige dankdiensten, na processies en bij liturgische diensten voor de vorst(in), de plechtige vespers op de vooravond van kerkelijke hoogfeesten, wordt het nog vaak gezongen.
De hymne is opgebouwd uit drie delen:
1 Lofprijzing van Gods majesteit.
2 Aanroeping van Christus.
3 Smeekbede om ontferming.

Marene Elgershuizen, sopraanMarene Elgershuizen, sopraan
De Nederlandse sopraan Marene Elgershuizen rondde in 2013 haar opleiding met Excellentie-programma aan het Prins Claus Conservatorium af. Zij studeerde daar bij Hanneke de Wit en Marion van den Akker. Zij volgde vele masterclasses en was deelnemer aan de Internationale Opern Akademie 2013 in Schwerte (DU) en in 2014 aan de eerste Bad-Saarow Meisterkurs (DU) van Thomas Johannes Mayer en Kirsten Schötteldreier. Haar masterdiploma behaalde zij aan het Conserva-torium van Amsterdam. Daar studeerde zij bij Valérie Guillorit en Maarten Koningsberger. Zij vervolgde haar studie in Duitsland bij Kammersängerin Gabriele Schnaut en volgde daarnaast coachings bij Klaus Sallman, John Norris, Jonathan Alder en Janice Alder-Alford.

Marene treedt op als soliste sinds 2009, toen in de Markus Passion van Reinhard Keiser. In oktober 2011 kreeg zij zeer lovende recensies voor haar optreden in Beethovens Mis in C en Mendelssohns Psalm 42. Ook haar samenwerking met het Projectkoor Opus in februari 2012 en haar bijdrage in Ein deutsches Requiem bij het Delfts Orkest vielen goed bij de pers.

Tijdens het Peter de Grote Festival in 2010 werd haar als eerste klassieke zangeres de prijs van het Labberté-Hoedemaker Fonds uitgereikt als onderscheiding voor haar musiceren, en kende dit fonds haar een volledige studiebeurs toe. Voor haar vervolgstudie in Duitsland won zij zowel een studiebeurs van het VSB-fonds als van het Dr. Hendrik Muller’s Vaderlandsch Fonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds. In 2011 behaalde Marene in het Internationale Oratorium Concours in Rome een plaats in de halve finale. Bij het Internationale Vocalisten Concours in Den Bosch in 2012 bereikte zij de kwartfinales. In 2013 won zij de eerste prijs in de Euregio Vokalisten Wettbewerb in Heek-Nienborg, Duitsland. Haar technische controle werd door de jury uitzonderlijk gewaardeerd.
Een Meisterkurs-stipendium werd haar in 2014 toegekend door de Universität der Künste in Berlijn. Zij volgt ook nog directielessen, gewoon voor haar plezier.

Marene heeft zich de laatste tijd vooral verdiept in Duits repertoire: Mozart, Strauss, Berg, Mahler, e.a. Zij zong dan ook in recitals reeds de Vier Letzte Lieder, de Sieben Frühe Lieder en Das Himmlische Leben uit de 4e Symfonie van Mahler. Dit combineert zij met operarollen zoals Fiordiligi, Konstanze en de Koningin van de Nacht. Marene koestert verder een voorliefde voor Scandinavisch werk van Sibelius, Grieg, Kilpinen en Sallinen. In operaproducties zong zij de rol van Liu in Turandot bij de Weekend Opera Utrecht (2014), Susanna in Mozarts Le Nozze di Figaro, Soeur Constance in Les Dialogues des Carmélites van Poulenc en van Aufseherin/Vertraute in Elektra van Strauss.

Naast haar zangstudie studeerde Marene af in Geschiedenis en Internationale Betrekkingen aan de Rijksuniversiteit Groningen, met als specialisatie Genocide Studies, Conflict Studies en Egodocumenten. Zij wil verder naast haar zingen graag maatschappelijk betrokken blijven en zet zich daarom in haar vrije tijd in voor verschillende mensenrechtenorganisaties.

Frank Dolphin Wong, bas-baritonFrank Dolphin Wong, bas-bariton
Frank studeerde klassieke zang aan de conservatoria van Utrecht, Amsterdam en Den Haag. Tegelijkertijd studeerde hij aan het ’Conservatoire de Metz’, waar hij een 2-jarige cursus voor het Duitse lied afsloot met een ‘Premier Prix’. Zijn debuut in het Muziektheater te Amsterdam maakte hij als solist in het Kurt Weill-project van het Nationaal Ballet. Inmiddels heeft hij al zo’n 70 rollen op zijn naam staan, bij verschillende gezelschappen in Europa. In Het Concertgebouw te Amsterdam is hij meerdere malen te horen geweest, o.a. in de Petite Messe Solennelle (Rossini), het Verdi Requiem en de Carmina Burana (Orff). Verder omvat zijn oratoriumrepertoire werken als de Requiems van Brahms, Fauré, Mozart en Dvořák, Messiah (Händel), Die Jahreszeiten en Die Schöpfung (Haydn), de Messa di Gloria (Puccini) en de Christuspartij in de Matthäus- en Johannespassion (Bach).

In recensies wordt Frank vaak omschreven als een zanger met een warme, krachtige stem met een prachtig timbre, en met een geweldig acteertalent.

In 2006 werd hij in de ‘Kritiker Umfrage’ door twee journalisten uitgeroepen tot beste ‘Nachwuchssänger’ (jong talent) van Nordrhein Westfalen voor zijn vertolking van Orest in Elektra (Strauss). In 2009 opnieuw, voor de vertolking van Stanley Kowalski in A streetcar named desire en ook voor de beste zanger van Nordrhein Westfalen voor de rol van Rigoletto in de opera Rigoletto.

In het seizoen 2013-2014 zong Frank verschillende operarollen in Theater Bielefeld. Tevens stond op zijn programma het Stabat Mater van Szymanowski en Requiem van Duruflé in de Philharmonie Köln, waar hij in 2015 ook Scarpia in Tosca zal vertolken. Verder zong hij vorig jaar Ein deutsches Requiem van Brahms en het Te Deum van Dvořák in Ridderkerk, ook onder leiding van Hans Cok en samen met Marene Elgershuizen.

Delfts Symphonie Orkest
Het Delfts Symphonie Orkest (DSO), een amateurorkest opgericht in 1919, bestaat uit circa 70 leden. Twee keer per jaar wordt een eigen concert verzorgd, meestal een ouverture, solowerk en symfonie. De laatste jaren zijn onder andere uitgevoerd: Een nacht op de Kale Berg van Moessorgsky, Vioolconcert van Glazoenov, Symfonie nr. 1 van Tsjaikowski en Symfonie nr. 5 en nr. 9 van Beethoven. Daarnaast begeleidt het DSO regelmatig koren uit de omgeving. Zo werden de laatste jaren onder andere Die Schöpfung van Haydn en de Requiems van Verdi en Brahms uitgevoerd.

Sinds 2004 is Peter Gaasterland de vaste dirigent. Na zijn studie aan het Sweelinck Conservatorium te Amsterdam kwam hij via het Utrechts Symfonie Orkest en het Radio Symfonie Orkest in het Residentie Orkest te Den Haag terecht, waar hij nog altijd solo-fagottist is. Hij dirigeerde verschillende formaties uit het Residentie Orkest, het Nederlands Promenade Orkest, Residentie ‘Scratch’ Orkest en Gelders Orkest en had de leiding over orkestprojecten aan de conservatoria van Utrecht, Arnhem, Zwolle, Enschede en Munster (Duitsland).